Bel ons Callcenter op +32 51470121 ma-vr 09.00-17.00 of neem contact met ons op


STIGA Autonome Robotgrasmaaiers
FAQ
1. De veiligheidssleutel (gele sleutel) is niet geplaatst. Plaats de veiligheidssleutel en probeer het opnieuw.
2. De robot is niet voldoende opgeladen. Plaats de robot in het oplaadstation en probeer hem in te schakelen terwijl hij in het oplaadstation staat.
3. Ik druk minder dan 5 sec. op de ON knop.
U krijgt een liftfoutmelding wanneer de robot van de grond wordt getild of wanneer de liftsensoren worden geblokkeerd.
Om de fout op te lossen, schakelt u de robot in een veilige toestand uit (zie de handleiding).
Als de robot is opgetild, plaatst u deze terug op de grond en reset u de fout door tweemaal op de AAN/UIT-knop te drukken of door de robot opnieuw te starten. (Zie de handleiding)
Als de liftsensoren geblokkeerd zijn, schakelt u de robot uit in een veilige toestand (zie de handleiding), verwijdert u de esthetische cover en reinigt u de lift- en stootmechanismen. Plaats de esthetische cover terug en schakel de robot in.
U krijgt een botsfout wanneer de esthetische cover niet correct is geplaatst of de botssensoren zijn geblokkeerd. Om de fout op te lossen, schakelt u de robot in een veilige toestand uit. Als de cover niet correct is geplaatst, moet u deze aanpassen. Om de botssensoren te reinigen, verwijdert u de cover en reinigt u de til- en botsmechanismen. Plaats de esthetische cover terug.
U krijgt een kantelfout omdat de maximale helling van het werkgebied is overschreden of als de robot is omgerold. Reset de fout door tweemaal op de AAN/UIT-knop te drukken of door de robot opnieuw te starten. (Zie de handleiding) Breng de robot terug naar een toegestane werkpositie. Als de fout blijft bestaan, sluit u het betreffende deel van de tuin af van het werkgebied.
De kantelfout kan ook optreden als de robot is omgevallen. Zet de robot in dat geval gewoon weer in de werkpositie en neem contact op met een servicecentrum als de fout blijft bestaan.
Het deksel is open. Sluit het deksel en neem contact op met een servicecentrum als de status van de robot niet verandert.
Deze foutmelding verschijnt wanneer het wiel geblokkeerd is, bijvoorbeeld door vuil, tape, touwen, takken enz. , beschadigd is of wanneer de elektromotor defect is. Schakel de robot uit in een veilige toestand (zie de gebruiksaanwijzing) en ontgrendel het wiel of neem contact op met een erkend STIGA-servicecentrum om het beschadigde wiel of de motor te vervangen.
Er is een fout opgetreden tijdens het opladen. Start uw robot opnieuw op en probeer het nog eens. (Zie de handleiding)
U gebruikt een niet-originele of niet-compatibele voedingseenheid of de voedingseenheid is defect. Vervang de voeding door een originele en compatibele voeding (zie de handleiding).
De oplaadcontacten zijn vuil of geoxideerd. Reinig de oplaadcontacten op de robot en op het oplaadstation (zie de handleiding). Als het probleem zich blijft voordoen, neem dan contact op met een erkend servicecentrum.
Controleer of de oplaadcontacten vuil of geoxideerd zijn. Als dat het geval is, maak ze dan schoon aan zowel de robot als het oplaadstation (zie de handleiding). Als de oplaadcontacten beschadigd zijn of het probleem zich na het schoonmaken blijft voordoen, neem dan contact op met een erkend servicecentrum. Een andere oorzaak van de foutmelding kan ook een oneffen ondergrond onder het oplaadstation zijn. Plaats het oplaadstation opnieuw op de juiste plaats (zie de handleiding).
Dit duidt op een algemene fout. Raadpleeg de app om het type fout te achterhalen. U kunt de fout resetten door snel twee keer op de AAN/UIT-knop te drukken. Als de fout niet wordt gereset, moet u de robotmaaier opnieuw opstarten. Neem contact op met een erkend servicecentrum als het probleem zich blijft voordoen.
Dit komt doordat het laadstation zich op een locatie bevindt met slechte GPS-ontvangst. Activeer de functie 'Lange uitloop' en verplaats het laadstation als het probleem zich blijft voordoen. Opmerking: Als het referentiestation zich binnen het laadstation bevindt, moet het gebied opnieuw in kaart worden gebracht.
Controleer nogmaals of het referentiestation correct is geïnstalleerd en is aangesloten op een stroombron. Verplaats het referentiestation indien nodig naar een juiste positie (zie de handleiding). Als u het referentiestation onlangs opnieuw hebt opgestart, houd er dan rekening mee dat het ongeveer 15 minuten duurt voordat het correct is opgestart en begint te communiceren met de robot. Een slechte mobiele telefoonontvangst kan een andere reden voor deze status zijn. Start het referentiestation opnieuw op. Als het probleem zich blijft voordoen, heeft het gebied waar het referentiestation zich bevindt onvoldoende mobiele dekking.
Uw robot zoekt naar het GPS-signaal. Als de robot net opnieuw is opgestart, wacht dan totdat de robot correct is opgestart. Als het probleem zich blijft voordoen, verplaats de robot dan naar een plek met een vrij uitzicht op de lucht.
Controleer of een van de volgende scenario's zich heeft voorgedaan:
1. De robot en/of wielen zijn vuil of verstopt met modder of grasresten.
2. De voorwielen zijn geblokkeerd.
3. De ondergrond is niet vlak.
4. De ondergrond is nat of onder water.
5. Het terrein is te steil voor de robot om goed te kunnen functioneren.
Dit is volkomen normaal. Voordat de robot begint met maaien, plant hij eerst het maaipad. Dit duurt enkele seconden tot maximaal 1 minuut.
De batterij is niet compatibel met het model. Neem contact op met een erkende dealer om de batterij te vervangen door een officieel STIGA-reserveonderdeel.
Dit kan verschillende oorzaken hebben:
1. Het mes is geblokkeerd: er zit iets rond de messen of de mesmotor. Er zit iets in de maaischijf (stenen, takken, speelgoed enz.).
2. De maaihoogte is te laag of het gras is te hoog: verhoog de maaihoogte (zie handleiding). Als het probleem zich blijft voordoen, maai het gebied eerst met een normale grasmaaier.
3. De robot en/of messen zijn vuil of verstopt met modder of grasresten: Schakel de robotmaaier in een veilige toestand uit (zie de handleiding). Reinig het maaimechanisme.
4. De messen zijn niet meer scherp: Vervang de messen door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
5. De messen of de maaischijf zijn gebroken: Vervang de messen of de maaischijf door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
6. Er ontbreken messen in de maaischijf of er is meer dan één mes in dezelfde uitsparing van de maaiplaat bevestigd: Controleer de messen en vervang ze indien nodig door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
De robot is niet klaar om te maaien. Gebruik in dat geval de app om foutmeldingen te controleren, of de batterij is leeg. Als de batterij minder dan 40% is, kan de robot niet aan het werk worden gezet. Wacht tot de batterij is opgeladen.
Voer via de STIGA.GO-app een kalibratie van het laadstation uit.
Dit kan verschillende oorzaken hebben:
1. De schijf of messen zijn beschadigd.
2. Het maaimechanisme is geblokkeerd, bijvoorbeeld door vuil, touwen, takken enz.
3. De robot is gestart terwijl er onverwachte obstakels aanwezig waren, zoals afgebroken takken, achtergebleven voorwerpen enz.
4. De elektromotor is defect.
5. Het gras is te hoog.
Nadat u de oorzaak hebt vastgesteld, schakelt u de robotmaaier in een veilige toestand uit (zie de handleiding) en verwijdert of vervangt u de betreffende onderdelen. Als u hulp nodig hebt, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde erkende STIGA-dealer of het servicecentrum.
Dit komt doordat de werktijden verkeerd zijn ingesteld of doordat de interne klok van de robotmaaier niet is gesynchroniseerd. Start de robotmaaier opnieuw om de klok te synchroniseren. (Zie de handleiding)
Dit kan verschillende oorzaken hebben:
1. Onvoldoende werkuren: verleng de werkuren (zie handleiding)
2. Maaiapparaat met vervuiling en/of resten: schakel de robotmaaier uit in een veilige toestand (zie handleiding) en reinig het maaiapparaat.
3. Draaibare messen geblokkeerd door vervuiling of resten: schakel de robotmaaier uit in een veilige toestand (zie handleiding) en vervang de messen.
4. Te groot werkgebied in verhouding tot de capaciteit van de robotmaaiers: verklein het werkgebied (zie de handleiding).
5. De batterijen zijn bijna leeg: vervang de batterijen door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
6. De batterijen zijn niet volledig opgeladen: reinig de contactpunten en verwijder eventuele oxidatie (zie de handleiding) en laad de batterijen opnieuw op.
Controleer of een van de volgende situaties zich heeft voorgedaan:
1. Er ontbreken verbindingen tussen zones: controleer via de app of alle verbindingen tussen de zones aanwezig zijn en voer indien nodig een tuinsynchronisatie uit.
2. Zones zijn gedeactiveerd: controleer via de app of zones zijn gedeactiveerd en activeer ze opnieuw. Voer indien nodig een tuinsynchronisatie uit.
3. Er zijn obstakels boven de verbindingen tussen zones: controleer via de app of er obstakels boven de verbindingen zijn en verwijder deze. Voer indien nodig een tuinsynchronisatie uit.
4. Er zijn te smalle zones of lussen in de omtrek: controleer via de app of er te smalle zones of lussen in de omtrek zijn. Ga indien nodig verder met het aanpassen van de omtrek.
Er zijn te smalle zones of lussen in de omtrek of er zijn Go-away zones of obstakels in de omtrek. Controleer via de app wat de oorzaak is. Ga indien nodig verder met een aanpassing van de omtrek of verwijder de obstakels en voer een tuinsynchronisatie uit.
Controleer of een van de volgende situaties zich heeft voorgedaan:
1. Het gras is te hoog: verhoog de maaihoogte (zie handleiding). Als het probleem zich blijft voordoen, moet het gebied eerst worden gemaaid met een normale grasmaaier.
2. De maaifrequentie is te laag: verleng de werktijd (zie handleiding).
3. De robot en/of wielen zijn vuil of verstopt met modder of grasresten: schakel de robot uit in een veilige toestand (zie de handleiding), verwijder het zwevende deksel en ga verder met het reinigen van de robotmaaier.
Controleer via de app of er fouten zijn in de status van de robot, of er obstakels in de weg staan of dat de zones zijn gedeactiveerd. Reset de foutmeldingen door snel twee keer op de AAN/UIT-knop te tikken of door de robot opnieuw op te starten. Voer een tuinsynchronisatie uit nadat u eventuele obstakels hebt verwijderd of om gedeactiveerde zones opnieuw te activeren. Controleer ook of uw laadstation niet op een locatie staat met slechte GPS-ontvangst. Anders moet u de functie Lange uitloop activeren. Als het probleem zich blijft voordoen, verplaats dan het laadstation. Opmerking: Als uw referentiestation zich binnen het laadstation bevindt, moet u het gebied opnieuw in kaart brengen.
Dit kan verschillende oorzaken hebben:
1. Het GPS-signaal is zwak: wacht tot de robot het GPS-signaal weer heeft ontvangen.
2. Slechte mobiele telefoonontvangst: de robot heeft de verbinding met het mobiele netwerk verbroken en zal het maaien hervatten zodra de verbinding is hersteld.
3. Er zijn te veel storende elementen: elementen zoals bomen met hoog, dicht gebladerte, muren en glazen of metalen gevels kunnen het GPS-signaal verstoren.
4. De robot is bezig met het plannen van het maaipad: zodra hij klaar is, begint hij weer met het snoeien van de tuin.
De robotsoftware vereist dat de maaizone volledig is afgewerkt voordat van richting wordt veranderd. Dit wordt gedaan om onvolledige maaipatronen te voorkomen. Het is echter mogelijk om de maairichting onmiddellijk te wijzigen door een geforceerde maaibeurt uit te voeren op de gewenste zone.
De robot en/of wielen zijn vuil of verstopt. Schakel de robot in een veilige toestand uit (zie handleiding). Verwijder de esthetische cover en reinig de robot en het maaimechanisme. Controleer of de voorwielen vrij in alle richtingen kunnen draaien. Als ze geblokkeerd zijn, neem dan contact op met een erkend servicecentrum voor vervanging. Een andere reden voor zigzaglijnen is dat de grond niet vlak is. Als dit het geval is, maak de grond dan vlak door kuilen en/of oneffenheden te verwijderen.
Voer de volgende controles uit:
1. Is het geprogrammeerde maaien actief? Controleer via de app of via het toetsenbord of de planning correct is geactiveerd.
2. Zijn de werkuren correct ingesteld? Controleer de planningstijden via de app. Stel deze indien nodig opnieuw in.
3. Is de regensensor actief? Als de regensensor is ingeschakeld, blijft de robot gedurende de geselecteerde tijd in het laadstation staan. Voor onmiddellijk maaien moet de regensensor worden gedeactiveerd.
4. Is de klep geopend? Elke keer dat de klep is geopend, moet de gewenste maaistand opnieuw worden bevestigd.
U hoeft zich geen zorgen te maken. Als er een probleem was met het mes, zou dit in de app worden gemeld met een foutmelding. Dit gedrag kan optreden wanneer de robotmaaier terugkeert naar het laadstation, wanneer de robot van de ene zone naar de andere gaat en in sommige gevallen wanneer hij interne bewegingen maakt binnen de zone.
Dit komt doordat het apparaat of het gras te hoog is. Controleer de hoogte van de messen via de app. Verlaag of verhoog de maaihoogte indien nodig (zie handleiding). Als het probleem zich opnieuw voordoet, kalibreer dan het maaioppervlak. Bij hoog gras kan het nuttig zijn om het gebied eerst met een traditionele grasmaaier te maaien.
Een andere oorzaak kan zijn dat de messen of de maaischijf gebroken of bot zijn. Vervang de messen of de maaischijf door originele reserveonderdelen (zie handleiding).
Controleer of een van de volgende scenario's zich heeft voorgedaan:
1. Het gras is te hoog: Verhoog de maaihoogte (zie handleiding). Als het probleem zich blijft voordoen, maai het gebied dan eerst met een traditionele grasmaaier.
2. De robot en/of de messen zijn vuil of verstopt met modder of grasresten: Schakel de robotmaaier uit in een veilige toestand (zie handleiding). En reinig het maaiwerk.
3. De messen zijn niet meer scherp: Vervang de messen door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
4. De messen of de maaischijf zijn gebroken: Vervang de messen of de maaischijf door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
5. Er ontbreken messen in de maaischijf of er zijn meerdere messen in dezelfde uitsparing van de maaiplaat bevestigd: Controleer de messen en vervang ze indien nodig door originele reserveonderdelen (zie de handleiding).
Verwijder eventueel vuil van de oplaadcontacten en kalibreer het oplaadstation.